De gedachte komt deze dagen onvermijdelijk bij me op en is niet origineel. Maar toch: hoe vierden Nederlanders en Indo’s Kerstmis in het vooroorlogse Indië? Zelf probeer ik ‘de feestdagen’ bij voorkeur in een warm buitenland door te brengen, dus een versierde kerstboom in de tropen, dat heb ik vaak genoeg gezien. Is dat ook in zwart-wit foto’s terug te vinden? Jawel, kijk maar naar deze foto uit 1936, van de familie Bijleveld en afkomstig uit de collectie van het KITLV. Rechtsachter zie je een grote boom vol kerstballen. Ik zou ze zo willen inkleuren.
Hoe zit het bij de grootvader van Hans? Was er in het gezin Van Langen een kerstboom? Die vraag moet even in de wacht. Hans meldt dat de fotoalbums van de familie bij zijn broer liggen en die is op vakantie (in een warm buitenland, jawel). De kans is wel groot dat ze een boom hadden. Een ‘echte’ dennenboom of de tropische vervanging, te weten een tjemara of Indische den. Die informatie haal ik uit een artikel in Indische Letteren over het vieren van Sinterklaas en Kerstmis in de kolonie.
Beide feesten worden in Nederlands-Indië gezien als echt Hollandse tradities. Dat verbaast me niet, maar bijzonder is wel dat vooral Sinterklaas tot ver in de jaren twintig meer een straatfeest dan een familiefeest is. Er is veel uitbundigheid, er wordt gedanst op straat, er zijn overal tombola’s. Het lijkt bijna carnaval als je afgaat op stukken in de kranten. Zoetjesaan wordt dat onfatsoenlijk gevonden. Sinterklaas wordt een familiefeest, al komt hij natuurlijk nog wel langs op de Europese scholen en bij de soos, die koloniale ontmoetingsplaats bij uitstek. Hier komt hij aan in Brastiga.
Anneke Roep/Alit Djajasoebrata groeit op in twee culturen (op haar levensverhaal kom ik nog terug) en ziet als klein meisje eind jaren dertig Sinterklaas voor het eerst, in de soos. Ze is doodsbang voor hem. Ondanks de cadeautjes. Met Kerstmis hebben ze thuis een grote boom. Dat hoorde bij ‘wit’ en ‘blanke bovenlaag’ zoals ze mij vertelt. Ik vraag haar hoe het zit met de Indonesiërs. Kregen bedienden cadeautjes? Anneke zegt resoluut dat dat niet het geval was. Ze zouden het vast ook raar hebben gevonden – geschenken van een man die niet bestaat. Maar misschien lag dat anders voor christelijke bedienden, dat weet zij niet.
In vooroorlogse romans komen inheemse kindertjes voor die met open mond naar de versierde kerstboom staren. Ze zijn vooral de illustratie van het onderscheid tussen burgers en onderdanen, aldus het stuk in Indische Letteren. Het verwijst naar De Locomotief van 24 december 1929. Daarin zegt een predikant dat het vieren van Kerstmis in huiselijke kring een teken is van verwantschap met ‘Westerse cultuur’ en een bewijs van de ‘geestelijke superioriteit’ die ‘ons verblijf in de koloniën rechtvaardigt.’ Toch een opmerkelijke kerstgedachte.
Geachte Conrad Woldringh, als wij te zijner tijd besluiten om ook in de televisieserie aandacht te schenken aan de vooroorlogse kerstviering, dan neem ik graag contact met u op. Uw eigen blog is overigens ook interessant. Goed doordachte stukken.
Interessant te lezen hoe een predikant in 1929 zijn verblijf in de koloniën meende te moeten rechtvaardigen!
Ik ben geboren in 1940 in Batavia. Vanaf 1933 stuurde mijn Frans-Zwitserse moeder (Nelly Marchand) foto's van haar kerstvieringen naar haar ouders in Zwitserland.
Haar brieven zijn opgetekend in een "Blog Posthume" samengesteld door Catherine Marchand.
(Zie: http://java1933.blogspot.com/ )
Als U wilt kan ik de verzamelde foto's (een 5-tal) aan U opsturen.
hoi Gerda,
het zijn hele leuke stukjes die je schrijft.
ik volg ze graag.
Theo