We zijn in de stad waar Mohammed Hatta opgroeide, de tweede vader des vaderlands naast Soekarno. Zijn geboortehuis is nu een museum – sinds 1994. Het oorspronkelijke huis van de familie Hatta raakte in de jaren zestig in verval en werd afgebroken. Nu staat het er weer, nagebouwd naar het origineel.
Aan de wanden veel foto’s. Tegen die achtergrond maken de bezoekers selfies en foto’s van elkaar. Iedereen doet dat hier veelvuldig, jong én oud. Wij wachten op de grote groep scholieren die wordt verwacht. Het duurt en het duurt – een van hun bussen blijkt pech te hebben, door een misverstand belanden ze eerst nog bij het Nederlandse fort, afijn, het wordt na de lunch.
Dan stroomt de grote kamer in het museum vol. Jongens en meisjes gaan gescheiden op de grond zitten. Dit is een gewone lagere school. Het blijft voor mij pijnlijk te zien hoeveel invloed religie hier inmiddels heeft.
Er is nog tijd voor een uitstapje naar buiten, naar Kota Gadang. Dat dorp staat in gidsen genoemd als een plek met nog veel oorspronkelijk koloniale villa’s. Ze staan er inderdaad, sommigen vervallen, anderen aardig opgeknapt. Veel bloemen overal. Pittoresk is een passende beschrijving.
Een oudere dame vertelt ons dat de jeugd wegtrekt, die ziet niets in de rust die hier heerst. Nieuwkomers zijn artsen en juristen die in Bukittinggi werken. Het is net Broek in Waterland, constateert Hans ter plekke. Misschien hebben opa en oma ooit, in de jaren twintig, op zo’n plek gewoond. In de binnenlanden van Sumatra, toen opa zijn carrière begon als jonge officier van het KNIL.
Kota Gadang is onder Minangkabauers DE plek waarvandaan de families hun oorsprong hebben die grote daden hebben verricht voor de onafhankelijkheid. Goede scholing was daartoe de belangrijkste grondslag; immers abiturienten van zulke scholen hadden inzicht in de koloniale situatie en wisten hoe daartegen te ageren.
Het valt me steeds op hoe in jullie/jouw verhalen voortdurend de militaire carriere wordt genoemd van de grootvader van Hans! Is daar een specifieke reden voor?