Het is september 1945, de oorlog in Azië is nog maar net afgelopen. Van een bevrijding is eigenlijk geen sprake, het einde met de atoombommen is bijna te abrupt. Ik lees een verslag over de situatie in Midden-Java: ‘In het gebied rond Semarang en Ambarawa waren ruim 20.000 Europese geïnterneerden. Vanwege het verzoek van de geallieerden om hen een betere behandeling te geven, was er een enorme toename van transporten met rantsoenen. Het zorgde voor veel verbazing en onredelijke woede bij de lokale bevolking.’ Deze zin moet ik een paar keer lezen voor de logica tot me doordringt. Natuurlijk doen de geallieerden alles om de vaak wanhopig slechte voedselsituatie in de Japanse interneringskampen te verbeteren. Maar veel Indonesiërs hebben door het Japanse wanbeleid in het laatste oorlogsjaar ook enorme honger geleden. Voor hen is er nog even niks. Hun woede mag ‘onredelijk’ zijn, voorstelbaar is het wel.
Het is vaak een buitenstaander die je net een andere blik op de situatie geeft. In dit geval de Japanse majoor Kido, auteur van bovenstaand verslag over Semarang vlak na de oorlog. Kido is commandant van het Japanse leger in de stad. Na de capitulatie is het zijn taak om ‘de status quo te handhaven’, tot de komst van geallieerde troepen. Ik vind zijn verslag bij de papieren van weer een andere buitenstaander: kapitein David Soltau, arts in dienst van het Britse leger. Hij arriveert op 14 september 1945 als een van de eerste geallieerde officieren in Semarang. Zijn opdracht is onderzoeken hoe de geïnterneerden in de kampen op Midden-Java er aan toe zijn en welke hulp er nodig is.
De papieren van Soltau krijg ik ter inzage van Joost van Bodegom, destijds als jongen geïnterneerd in Banjoe Biroe 11, een van de kampen die de Britse kapitein bezoekt. Joost is veel later goed bevriend geraakt met Soltau. In diens manuscript kom ik opnieuw de scherpe blik van de buitenstaander tegen. De Brit ziet Nederlanders aankomen die de hele oorlog in ballingschap in Australië hebben doorgebracht. En die geen flauw benul hebben van de veranderingen die zich hebben voltrokken in ‘hun’ kolonie. Soltau ergert zich groen en geel aan hun arrogantie en onwetendheid. Ze zijn de olifant in de porseleinkast van de breekbare verhouding tussen geallieerden, het Japanse leger én de Indonesische nationalisten. Die laatsten proberen in de herfst van 1945 alle macht in Semarang naar zich toe te trekken.
Soltau heeft zelf foto’s gemaakt van wat in Semarang nog elk jaar wordt herdacht als de Pertempuran Lima Hari, ofwel de Vijfdaagse Slag om Semarang. Die begint als de Indonesische resident van Semarang, Wongsonegoro, eist dat de Japanners hun wapen aan de Indonesiërs overdragen. Majoor Kido weigert, hij wil zich strikt houden aan de afspraken die zijn gemaakt met de geallieerde overwinnaars. Op 14 oktober beginnen Indonesische jongeren, de pemoeda’s, op grote schaal en met geweld niet-Indonesische bewoners van Semarang uit hun huizen te halen, ze worden overgebracht naar de Boeloe-gevangenis. Diezelfde avond wacht enkele honderden Japanners hetzelfde lot. Majoor Kido wil niet langer lijdzaam afwachten tot zijn mensen worden vermoord. Zijn Japanse militairen verlaten hun barakken en trekken weer ten strijde – tegen de Indonesiërs.
Na vijf dagen geven de Indonesiërs het op. Op datzelfde moment komen de eerste regimenten Britse Gurkha-roepen aan wal. Een maand later krijgen zij op hun beurt te maken met een nieuwe aanval van Indonesiërs op de stad, het is dan half november. In deze Tweede Slag om Semarang laat Majoor Kido zijn militairen meevechten met de Britten, hij krijgt daar veel waardering voor. Joost van Bodegom heeft zelfs horen vertellen dat de Japanner een Britse onderscheiding krijgt, al heeft hij dat nooit zwart op wit bevestigd gezien. Maar de joviale foto van majoor Kido met de Engelse kapitein Tomlinson laat duidelijk de goede verhouding zien.
Voor kolonel Van Langen, de grootvader van Hans Goedkoop die de oorlog buiten Indonesië doorbracht, moeten het verwarrende berichten zijn geweest, deze gevechten tussen Indonesiërs en Japanners, en vervolgens tussen Indonesiërs en Engelsen, die dan weer geholpen worden door Japanners. Van Langen krijgt met de naweeën te maken als hij in maart 1946 de stad Semarang overneemt van de Britten. De stad zelf is dan veilig, maar de omgeving is nog stevig in handen van Indonesiërs. Het wordt opnieuw vechten. In ons scenario staat voor augustus 1946 genoteerd: Derde Slag om Semarang.
Verwarrende situatie in Indonesië in deze periode. Nederlanders die de oude verhoudingen willen herstellen en de Nationalisten die hun vrijheid willen. In Amstelveen woonde een oude vrouw die geboren was op Sumatra die mij veel vertelde over de situatie in de koloniale tijd. Voor haar waren de gebeurtenissen in de jaren van de revolutie een trauma. Zij en haar familie hadden alles verloren en moesten gerepatrieerd worden naar Nederland. Sommige familieleden waren op een verschrikkelijke manier vermoord. In Nederland moesten ze weer een nieuw leven opbouwen.
mooi, twee maal Kito....
alweer zo,n indrukwekkend verhaal dat veel achtergrondinformatie oplevert.
zie uit naar de samenvattende reportage van
Andere Tijden.
J.Bragt( oud indieveteraan 5-6- R.I