‘Naderbij gekomen zagen wij enkele daken van woningen en meer bovenstrooms gelegen: de zinken daken van ons kamp. Het was een lugubere aanblik: zó afgelegen, zó eenzaam, zó stil.’ Welkom in Boven Digoel, het deportatiekamp dat Nederland zo’n honderd jaar geleden inricht in het hart van Nieuws Guinea. Het ligt vanaf de zuidkust 460 kilometer varen de brede Digoelrivier op, midden in het oerwoud. De beschrijving hierboven is van de Indonesische nationalist Salim. Hij wordt in 1928 naar Boven Digoel verbannen en verblijft er vijftien jaar – tot de opheffing van het kamp in 1943. Jaren later schrijft hij een boek over zijn ervaringen in ‘de groene hel’.
Strafkamp; deportatiekamp; interneringskamp; concentratiekamp. Welk woord je ook kiest voor Boven-Digoel, het heeft een sinistere bijklank. Het kamp wordt opgezet na opstanden tegen het koloniale gezag eind 1926/begin 1927, georganiseerd door de PKI, de communistische partij in Nederlands-Indië. Met de revoluties van 1918 in Europa nog redelijk vers in de herinnering, is communisme een waar schrikbeeld voor koloniale bestuurders. Er volgen massale arrestaties, zo’n 13.000 mensen worden vastgezet. De helft wordt weer vrijgelaten, maar enige sympathie voor de opstand blijkt genoeg grond voor jaren in de gevangenis. De autoriteiten willen een voorbeeld stellen. De in hun ogen ergste ‘raddraaiers’ worden voor onbepaalde tijd verbannen naar het nieuwe oord Boven-Digoel. In Nederland zijn er demonstraties. Hier kan dat. Daar niet.
Nederland is een rechtsstaat, Nederlands-Indië niet. Natuurlijk, de kolonie heeft rechtbanken; met rechters, officiers van justitie en alles wat er verder bij komt kijken. Maar de bannelingen van Boven-Digoel zijn geen van allen door een rechtbank veroordeeld, er is ze geen misdrijf ten laste gelegd, ze hebben zich niet kunnen verdedigen. Ze zijn verbannen op grond van de ‘exorbitante rechten’ van de hoogste gezagsdrager in de kolonie, de gouverneur-generaal.
‘Exorbitant’ is geen vriendelijk woord. Ik zoek het op in de grote Van Dale: ‘buitensporig’, ‘te ver gaand’. Die tweede betekenis vind ik wel passend. Het geeft aan dat de ‘exorbitante rechten’ waarover alle gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië sinds 1854 beschikken, te ver gaan. Het is het instrument van de dictator. Er is vanaf het begin van de 20ste eeuw discussie om deze rechten af te schaffen. Ze passen niet bij de rechtsstaat die Nederland, ook in de kolonie, pretendeert te zijn. Maar afgeschaft zijn ze nooit, het machtsmiddel kwam het koloniaal gezag toch wel goed uit.
‘Wij wisten nimmer waar we aan toe waren.’ schrijft Salim, ‘Aan praktisch alle beloften van het gouvernement –zoals bijvoorbeeld bij goed gedrag doen terugzenden naar ons geboorteland- werd niet of althans onvoldoende de hand gehouden.’ Fysieke mishandelingen zijn er niet, aldus Salim, maar ‘zij maakten gebruik van nog veel efficiëntere middelen om ons op de knieën te krijgen.’ Niet weten of je ooit nog vrij komt, het klimaat, de eenzaamheid. Niet zonder cynisme noteert Salim: ‘Ik voelde respect voor die Nederlanders die dit geniale en geraffineerde spel met mensenlevens op lange termijn hadden uitgedacht!’
Er valt veel te vertellen over Boven-Digoel. Ik zou het graag met eigen ogen willen zien, al is er van het kamp weinig over. Voor de serie hebben we hier vorige week alvast gesproken met Tatiana Lukman, wiens grootouders van zowel vader- als moederskant tot de gedeporteerden hoorden. Tatania woont in Nederland, als politiek vluchteling - ironie van het lot. En dan is er ook nog de arts L.J.A. Schoonheyt, die net als Salim een boek heeft geschreven over zijn verblijf in Boven-Digoel. Schoonheyt is overtuigd koloniaal en fascist, hij en Salim voeren felle politieke discussies in Boven-Digoel. En worden na de Tweede Wereldoorlog in Nederland vrienden. Daarover volgende keer.
absoluut eens met bovenstaande reactie.goed dat wij nu ervan horen,en mooi dat dit kan in nederland
buitengewoon interessant; hardstikke goed dat de generatievan nu ervan hoort. Mooi dat dit in Nederland kan!