Een donkere, steil aflopende collegezaal in het Lipsiusgebouw van de Universiteit van Leiden is het décor voor wat ik altijd ‘het geluk afdwingen’ noem. Om de paar maanden wordt hier door de vereniging Indische Letteren een middag met voordrachten georganiseerd. Ik ben er vandaag vanwege de lezing van Herman Keppy over zijn vergevorderde onderzoek naar mensen uit de kolonie, Indisch en Indonesisch, die een rol spelen in het verzet tegen de Duitse overheersing van Nederland. Hun verhalen zijn tamelijk onbekend, maar daarom niet minder belangrijk waar het gaat om verzet tegen onderdrukking. Museum Bronbeek in Arnhem had er in 2018 een tentoonstelling over.
De grootvader van Hans speelt hierbij ook een rol. Hij vertrekt als KNIL officier met zijn gezin eind 1939 met groot verlof naar Nederland. En is in mei 1940 nog hier, als de Duitsers Nederland binnenvallen. Over wat er dan gebeurt, ga ik later nog wel uitvoeriger berichten. Nu volstaat te melden dat het ontroerend is te merken met hoeveel liefde en bewondering Keppy vertelt over al die mensen uit Indië die hun leven in de waagschaal stellen om Nederland weer vrij en onafhankelijk te krijgen.
De verrassing van de middag zit in een ander verhaal. Dat komt van Harry Poeze, oudgediende waar het gaat om de studie van Indonesië in de 20ste eeuw. Hij heeft net een boekje gepubliceerd over een eind jaren ’50, begin jaren '60 zeer populaire trilogie over het leven van de Nederlandse soldaat in Indonesië ten tijde van de koloniale oorlog 1946-1949. Van het vuistdikke Soldaat/Ravijn/Landgenoten worden meer dan 200.000 exemplaren verkocht. De auteur is Job Sytzen, een pseudoniem. Wie er achter die naam schuilt, wordt zeer zorgvuldig geheim gehouden.
Poeze onthult deze middag dat het gaat om legerpredikant Jac. Jonker. En wat wil het gelukkige toeval: dominee Jonker is gestationeerd in Semarang, de plek waar Hans zijn grootvader commandant is van de T-Brigade. De mannen hebben elkaar dus zeker gekend. Nog meer toeval: in de collegezaal zitten drie kinderen van dominee Jonker. Na afloop van de voordracht wissel ik gegevens met hen uit – we spreken elkaar nog wel een keer, de komende maanden. Ze zijn alle drie behoorlijk op leeftijd, maar ogen vol levenslust en zijn bereid om verder te vertellen over hun vader.
De populariteit van Soldaat/Ravijn/Landgenoten ligt deels bij de onverbloemde manier waarop contacten tussen Nederlandse soldaten en inheemse vrouwen worden beschreven. Poeze leest met een licht duivels genoegen wat passages voor die in onze hedendaagse ogen totaal ongepast en politiek incorrect zijn. Maar die natuurlijk ook niet pasten bij de streng gereformeerde dominee die Jac. Jonker was. Het pseudoniem is bittere noodzaak om zijn maatschappelijke positie veilig te stellen.