Het leukste vind ik de serie ‘kamergymnastiek’. Vandaag de dag zal de kop luiden ‘hoe blijf ik fit en soepel’, maar verder is er in 85 jaar weinig veranderd. Dezelfde oefeningen, dezelfde raadgevingen: elke dag op eenzelfde tijdstip, het liefst in de ochtend. Ik blader door jaargang 1 van het blad Fu Len – tijdschrift voor de Chineesche vrouw. Het eerste nummer verschijnt op 15 december 1937. Op de omslag een foto van mevrouw Chiang Kai Shek, de ‘First Lady of China’ en ‘het lichtende punt in de duistere maanden die China nu doormaakt’, aldus het voorwoord. Interessant, een vrouwenblad dat politiek op de omslag zet.
Fu Len is van alles. Artikelen over politieke en sociale vraagstukken, naast mode, recepten en haakwerkpatronen. Ook de advertenties zijn divers: van ketjap via tijgerbalsem naar auto’s. Het blad is opgezet door mevrouw Ong Pik Hua, geboren in 1906, telg uit een Chinese familie in Semarang. Zij schrijft steevast het voorwoord. In het eerste nummer spreekt ze de hoop uit dat het tijdschrift een baken kan zijn ‘in deze moeilijke maatschappelijke en cultureele overgangsperiode’. Pik, zoals ze haar stukken ondertekent, ziet vrouwen om zich heen worstelen met heersende, traditionele normen en het verlangen naar ‘vrijheid’, naar ‘modern’ zijn. Zelf is ze er een klassiek voorbeeld van. Een vrouw moet zelfstandig zijn, maar tegelijk is haar eerste taak het steunen van haar echtgenoot, schrijft ze. Emancipatie 1.0, gezien vanuit onze tijd.
Ik kom uit bij Fu Len via mijn zoektocht naar ervaringen van oudere Indonesiërs. Die brengt me in contact met de oudste dochter van Pik, Mayling Oey-Gardiner. Zij is professor aan de economische faculteit van de Universitas Indonesia, geboren in 1941. Ik vraag naar haar vroegste jeugdherinneringen. Ze vertelt dat ze vooral heel vaak verhuisden. Haar moeder, zo begreep ze later, stond op een zwarte lijst van de Japanners. O, vraag ik verbaasd, hoe dat zo? Mayling verwijst naar het tijdschrift dat haar moeder ooit oprichtte. En zo reis ik af naar de Universiteitsbibliotheek in Leiden, waar 3 jaargangen Fu Len op me liggen te wachten.
Uit de vaste rubriek ‘Wat rondom ons gebeurt’ is snel duidelijk dat Pik niets moet hebben van Hitler-Duitsland. Ze trekt zelfs de democratische gezindheid van andere Europese landen in twijfel: ‘Er is daar in Europa practisch geen democratie meer, want de meeste staatslieden zijn momenteel aandeelhouders van de groote wereldmaatschappijen. De dans om het gouden kalf viert hoogtij. Zoowel Chamberlain als Daladier denken nimmer aan een oorlog, want een oorlog brengt voor hun toch niets anders dan nadeelen. Dit weten Hitler en zijn kornuiten heel goed en daarom heeft hij zijn wil durven door te drijven.’ Ik hoor een hedendaagse echo in de woorden van Zelensky, de president van de Oekraïne.
De meeste aandacht in ‘Wat rondom ons gebeurt’ gaat onherroepelijk naar het optreden van Japanse keizerrijk. Dat valt op 7 juli 1937 China aan en zo begint een grimmige oorlog die pas in 1945 eindigt. Dat er in Fu Len geen goed woord valt te lezen over Japan is duidelijk. Opvallend is het grenzeloze optimisme van het tijdschrift over het verloop van de strijd. China weet telkens Japanse troepen te verslaan en er komt vast snel een moment dat ‘Chineesche vliegtuigen boven Tokio vliegen.’ Dit type hoopvolle toekomstverwachtingen lijkt ook op de Oekraïne van nu. Dat Japan een dreiging kan zijn voor Nederlands-Indië, daar windt Fu Len geen doekjes om. In het nummer van 15 januari 1938 is te lezen: ‘In het plan van overheersching is Indië natuurlijk niet vergeten, een der mooiste koloniale staten en ook een der rijkste, want zooals men weet heeft Japan heel weinig grondstoffen, zoals erts, steenkool en vooral petroleum, waar geen oorlog buiten kan.’ De opa van Hans Goedkoop kan er over meepraten. Hij leidt als jong officier enige tijd het KNIL-detachement dat in Balikpapan is gestationeerd. Daar staat een van de grootste olieraffinaderijen van Nederlands-Indië.
Ik vind het altijd weer heerlijk om in oude kranten en tijdschriften te grasduinen. Ook vanwege de afwisseling tussen licht en zwaar nieuws. Zo amusant, de discussie over de sarong kabaja versus de jurk. Enkele nummers verder is er het felle betoog van ‘een moeder’. Onder de titel ‘Kanonnenvleesch’, met de inval in Polen door Duitsland als aanleiding. ‘”Gesneuveld op het veld van eer”, is o zo mooi, zegt men, maar wat een schrale troost voor een vrouw als dat alles is en het nummer van zijn graf wat zij van hem overhoudt.’ Dit betoog is ook interessant omdat de opvatting van het blad over het kolonialisme er in doorschemert, een thema waar ogenschijnlijk een taboe op rust. Vanwege het dreigende oorlogsgevaar wordt er nu gepleit voor ‘een eendrachtige geest’, een ‘Indië voor de Indiërs, geen kolonie waarin Nederland bij alles wordt bevoordeeld.’ Ong Pik Hua moet er nog wat jaartjes op wachten.
Lijkt me genieten zo'n tijdschrift.