Het is het begin van de tweede grote militaire actie van Nederland in Indonesië, 19 december 1948. Dichter Jan Eijkelboom noteert: ‘Hier was een geruststellende overmacht die straks toch maar de confrontatie moest aangaan met een ongrijpbare meerderheid.’ Hij schrijft uit eigen ervaring, hij zat als oorlogsvrijwilliger op Java. Ik ben weer even betoverd door de magie van woorden. Hier wordt in één zin samengevat waar straks een wetenschappelijke studie van zo’n 270 pagina’s over zal verschijnen: de materiële overmacht van Nederland in de niet te winnen oorlog tegen de Indonesische Republiek. Wetenschap is onmisbaar, maar vertelkunst eveneens.
Ik kom Eijkelboom tegen in een televisieprogramma uit 1984 waar diverse veteranen aan het woord komen. Zijn treffende analyse van wat er destijds is voorgevallen maakt me nieuwsgierig. Ik lees zijn bundel korte verhalen, uitgegeven in 2000 onder de titel Het Krijgsbedrijf. De zin hierboven komt uit het verhaal De opmars, waarin ‘sergeant E.’ met zijn brencarrier op een mijn rijdt. E. is tijdelijk doof, de waarnemer die voorin zit dodelijk gewond. Eijkelboom dicht: ‘De aalmoezenier sprong uit zijn jeep, / verrichtte de rituelen en zei: / Je ziet het als ze doodgaan, / dan worden ze geel.’
De angst voor mijnen blijft zijn hele leven bij hem. Als Eijkelboom in 1995 in Rotterdam een lezing houdt bij de opening van een tentoonstelling met foto’s van Cas Oorthuys en Charles Breijer zegt hij: ‘De voor mij meest dreigende foto is die van een lege weg, niets op te zien dan een pionier die met een mine-detector het wegdek aftast.’ Hij opent met ‘Nederland had daar nooit troepen heen moeten sturen, we hoorden daar niet.’ In het televisie-interview van tien jaar eerder is ook al duidelijk dat hij anders is gaan denken over zijn vrijwillige deelname aan de strijd overzee.
Dit jaar verscheen Nooit het hele hart J. Eijkelboom Een biografie, van Kees van ’t Hof. De biograaf meldt dat Eijkelboom in 2000 veel verwachtte van Het Krijgsbedrijf. Dat gebeurde niet, er worden maar weinig exemplaren verkocht. Misschien omdat de verhalen vlak blijven. Biograaf van ’t Hof had inzage in ongepubliceerd werk van Eijkelboom. Hij meldt dat de voor de periode 1948-1949 ‘kenmerkende wreedheden en grensoverschrijdingen die hij had beschreven’ niet terugkomen in Het Krijgsbedrijf. Het is denkbaar dat het Jan Eijkelboom niet lukte om werkelijk overtuigende woorden te vinden voor zijn ervaringen in de koloniale oorlog. Wellicht speelden schaamte en schroom een rol. Zoals bij vele veteranen. Vragen kan niet meer, Eijkelboom overleed in 2008.
Terug naar die studie over de materiële overmacht van het Nederlandse leger. Die heet Grof Geschut en is onderdeel van een reeks publicaties die zal verschijnen na 17 februari 2022. Op die dag worden de resultaten van het grote wetenschappelijke onderzoek gepresenteerd. De titels van de deelstudies zijn nu bekend gemaakt - zie hier. Ik zie een rijtje in de boekenkast voor me dat herinneringen oproept aan de delen van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van Lou de Jong. Die zag ik vroeger vaak bij mensen in de kast staan. Dat werk is inmiddels geheel gedigitaliseerd - zie hier. De nieuwe studies zullen straks ook online zonder kosten beschikbaar zijn. Benieuwd hoeveel boeken er daarvan nog daadwerkelijk gedrukt gaan worden.
Kleine toevoeging. Gert van Elk attendeert me op stuk dat Ko Colijn van Instituut Clingendael schreef bij overlijden van Jan Eijkelboom. Over het oorlogsbedrijf. De moeite waard om te lezen. Zie hier.
Jan Eijkelboom was mij dus al ruimschoots voor met zijn constatering dat wij daar niet hadden moeten zijn. Maar dat is deze OVW-er met alle respect dus ruimschoots gegund; zelf was ik er als dienstplichtige pas getuige van in de fatale 'grote guerrilla' van 1948. Die bleek voor ons een 'mission impossible' - we hadden daar niet gewapenderhand moeten zijn. Zie mijn boek "Het oordeel van de Tijd".
Jan Eijkelboom - best een veelschrijver - zat in de redactie vh studentenblad 'Propria Cures' toen ik in A'dam studeerde. Zijn vrouw was een dispuutsgenote. In 'Propria' schreef Jan nooit over zijn jaren als student in Indonesie. Allicht..
Later heb ik hem ontmoet. Over Indonesie is toen niet gesproken..ik meen wel iets over Irian Barat.
Mooi deze aandacht voor Jan Eijkelboom.
In het vijfluik Het Krijgsbedrijf schetst Eijkelboom in uiterst rake bewoordingen hoe gruwelijk die oorlog op Oost-Java was en wat die gruwelijke oorlog, én die totaalervaring die Indië heet, met die mannen deed.
De aalmoezenier die hij aanhaalt in het prachtige verhaal De opmars laat de stervende soldaat aan zijn lot over, nadat hij heeft vernomen dat de door een mijn getroffen soldaat gereformeerd is.
In de avonduren liggen de meeste soldaten uitgeput op de grond. De chauffeur van de carrier die op de mijn reed zit in een hoek tegen de muur. "Zijn schouders schokten. Hij huilde geluidloos. E. ging naast hem zitten. "Ik vind het zo erg van Koos, snikte de soldaat. E. drukte het langwerpige hoofd van de chauffeur tegen zich aan en probeerde woorden van trootst te vinden. Toch loerde hij ook vanuit zijn ooghoeken naar de nog rondlopende soldaten. Hier zat immers een man te huilen. En een andere man drukte hem tegen de borst. Dit was pas verontrustend.
Zo lang is dat alweer geleden".
Ik heb ooit de verzamelde gedichten van J. Eijkelboom gekocht enkel om het gedicht "Voorval op Java" ( ook opgenomen in zijn verhalenbundel) Met als eerste regels:
Bij een waringin lagen wij te wachten,
ik weet niet meer waarop, waarschijnlijk
op wat toen de vijand werd genoemd,
ik weet niet meer waarom."
Prachtig uitgedrukt zijn verwarring en van veel andere soldaten !