Vanaf de eerste vertoning van een film, in 1895, begon ook het filmarchief. Miljarden meters (inmiddels vervangen door digitale opslag) met ontelbare beelden, het visuele geheugen van onze planeet. Al of niet beschermd door copyright, maar in principe beschikbaar voor wie een verhaal wil vertellen. Bestaan daar regels voor? Zijn er ethische normen? Mag en kan je de oorspronkelijke bedoeling van een film wijzigen? Vragen die aan de orde komen bij een debat georganiseerd door het IDFA, het International Documentary Filmfestival Amsterdam, dat op het ogenblik gaande is.
De hele wereld in donkere bioscoopzalen en voor mij allemaal op fietsafstand, heerlijk. Een van de thema’s dit jaar is het hergebruik van archiefmateriaal. Veel interessante films dus. Waaronder de première van Ze noemen me baboe van Sandra Beerends. Anderhalf uur soms heel bijzonder archief over Indonesië. Ik heb er een klein steentje aan bijgedragen, dus ben bevooroordeeld, maar ga vooral kijken! De film draait de komende tijd in verschillende bioscopen.
Ze noemen me baboe is gebaseerd op de ervaringen van vele Indonesische baboes (kindermeisjes), vertaald naar de belevenissen van één vrouw. Sandra Beerends kleurt haar verhaal met archiefbeelden in, geeft die beelden een lading die er eerder niet was. Daar kan je bezwaar tegen maken. Het ‘klopt niet’ omdat er films van verschillende families zijn gebruikt. Of omdat de beelden niet keurig chronologisch zijn. ‘Het is geen documentaire’, heb ik ook al gehoord. Ik heb er geen probleem mee. Wat mij betreft zijn er geen vaste regels voor het gebruik van archief, behalve dan dat je moet nadenken over hoe je het gebruikt en dat ook moet kunnen verantwoorden.
Een andere interessante film die bij het debat aan de orde kwam, is Natureza Morte, ofwel Stilleven. Gemaakt in Portugal in 2005 door Susana de Sousa Dias. Zij wilde een film maken over de tijd dat haar land een fascistische dictatuur was (1928-1974), gebaseerd op louter archief uit die tijd. Dat archief staat bol van propaganda, het is een verheerlijking van het fascisme. Hoe maak je daar een kritische film van?
Het belangrijkste middel dat De Sousa Dias inzet is het sterk vertragen van beelden, in combinatie met abstracte muziek. Haar film duurt 72 minuten, maar de basis is slechts 12 minuten aan archief. Zo ontstaat een documentaire die naar mijn smaak eerder in een museum hoort als kunstinstallatie (die variant heeft ze ook gemaakt), maar tegelijk interessante lessen bevat. Want als je beelden vertraagd, zie je meer. Dan valt de woede op in de ogen van de vrouwen in de Portugese koloniën in Afrika. De angst van soldaten. De triomfantelijke blik van een katholieke prelaat.
Propagandafilms uit het verleden, ook bij onze serie is dat een punt. Kan je een andere betekenis geven aan beelden die bedoeld zijn om Nederlanders gerust te stellen, bedoeld om te laten zien dat ‘onze jongens’ in Indonesië recht en orde brengen? Vertraging kan een optie zijn. Als je monteert, zie je een shot vaak vele keren voorbij komen en valt je oog op zaken die je eerst niet zag. Er is een scène, in kleur, van Nederlandse mariniers die kleding uitdelen aan Indonesische vrouwen. Als je die beelden stilzet, zie je hun wantrouwen. Er was toen een textieltekort, dus die kleding was vast welkom. Maar die Nederlandse mannen, dat staat voor onheil, zo lees je in de ogen van die vrouwen. Misschien maak ik van de huidige 10 seconden straks het dubbele – om het onheil naast de hulpvaardigheid te laten zien.