In mijn hoofd zitten vele clichés over dit eiland, paradijs onder de paradijzen. Met dank aan een uitgekiende promotiecampagne die zo'n 100 jaar geleden begon, zie hier. Zelf ben ik er nog nooit geweest. Bali is een traditionele vakantiebestemming, ik ben altijd voor werk en studie naar Indonesië gereisd.
De foto’s zijn bekend: knalgroene rijstvelden omzoomd door palmen; natuurschoon. Het valt me tegen als we hier deze middag landen. Toegegeven, het weer zit niet mee. Grijze luchten, het regenseizoen is nu echt begonnen. Gisterenavond in Semarang waren vele straten in rivieren veranderd. Maar het meest teleurstellende vind ik het verkeer. Alweer die stromen auto’s en brommers, alweer de eindeloze files. Niks rust. Het is zo’n 30 kilometer van het vliegveld naar het hotel, we doen er ruim anderhalf uur over.
Eenmaal op wat kleinere wegen valt me één ding direct op: kleine altaartjes met offerandes van wat fruit en bloemen - overal waar je kijkt. Ik associeer het met de kleine kapelletjes die ik ken uit Limburg, maar dat wordt niet gedeeld door Hans en cameraman Jackó. Zij zijn eerder op Bali geweest. Halverwege onze rit is het donker. Misschien krijg ik morgenochtend wonderschoon Bali te zien. Met bloemen zoals ik ze gisteren op Java zag.