Hoera, de musea zijn weer open! En zo sta ik vol verwondering te kijken naar een serie glazen distilleerkolven met borrelende vloeistoffen in diverse kleuren. Er zit nootmuskaat in, sandelhout, sirihblad, peper, kemiri noot. Druppels vallen op opengeslagen boeken en maken de tekst onleesbaar. Het is een vervreemdend gezicht. In de toelichting lees ik dat de boeken uitgaves zijn van het Soeharto regime en vol staan met nationalistische ideeën. De extracten in de kolven staan voor de natuurlijke grondstoffen in de archipel, producten waar al eeuwenlang om gestreden wordt.
Tuban - Ade Darmawan
Dit is de tentoonstelling On the nature of botanical gardens, waar een aantal jonge Indonesische kunstenaars hun visie geven op het fenomeen botanische tuin. Het stond al op mijn lijstje voordat corona alles op slot zette en ik was bang dat ik het nooit meer zou kunnen bekijken. Een expositie tot 26 april…. Het is nu verlengd tot half augustus. Mooi, want Indonesische moderne kunst is hier niet vaak te zien. Meest in het oog springend is een groot en kleurrijk schilderij dat letterlijk de verschillende verhalen verbeeldt van de Kebun Raya Bogor, in de koloniale tijd bekend als ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg.
Ruwata Tanah Air Beta - Zico Albaiquni
Ik hou van botanische tuinen: de natuur, samengebald op een klein oppervlak, je kan alles op je gemak bekijken. Vergelijk het met een foto, ook dan sluit je de werkelijkheid op, voor heel even, een fractie van een seconde. Een botanische tuin is natuurlijk niet statisch, al het groen leeft, soms al een paar honderd jaar. Maar het blijft gevangen leven, natuur beheerst door de mens. Dat is ongemakkelijk. Een goed thema dus voor een tentoonstelling, en een thema dat in de koloniale geschiedenis ook veelvuldig opduikt.
‘Ik begin met een bekend cliché: ‘Westerse’ mensen zijn vernietigers van de natuur, ‘Oosterse’ mensen leven in harmonie met de natuur.’ Aldus Peter Boomgaard, een enkele jaren terug overleden historicus die onder meer een fraai boek schreef over het jagen op tijgers. Hij wijst er op dat Javaanse boeren met hun gecultiveerde rijstvelden al eeuwenlang weinig ophadden met de ‘wilde’ natuur. En ook verwachtten dat het gezag die natuur onder controle hield. Maar helemaal onzin is het cliché niet. Boomgaard verhaalt over ‘goede’ tijgers die niet gedood worden, over heilige bomen die niet geveld mogen worden.
Ik denk aan een passage uit Doekoen, de roman die ik las van Madelon Székely-Lulofs. Het jonge plantersechtpaar kijkt uit over de ontginning, over kaalgebrand land. ‘Eigenlijk toch ook een beetje barbaars,’ zei Marian. ‘Zo’n groots en oeroud stuk natuur met zulke geweldsmiddelen te vernietigen!’. ‘Een beetje barbaars is het,’ gaf Dolf toe. ‘Maar waartoe dient tenslotte zo’n brok oerwoud? Alleen maar als behuizing van tijgers en olifanten en al de rest. Eeuwenlang lag het daar maar, zonder iets op te brengen, een stuk reserve, dat wij nu in gebruik gaan nemen en waar we iets mee gaan dóen!’ Hij vertelt hoe hij zich een dag eerder voelde, toen het land in brand werd gestoken: ‘Je voelt je klein als mens tegenover dat geweld. Maar tegelijk voel je je zo groots, als man, die zich meet met de kracht van de oernatuur en overwint. En hier straks laat spitten en planten.’
De natuur overwinnen, koloniale hebzucht verpakt als vooruitgang voor de mensheid. Zo kan je het bovenstaande uitleggen. Maar zo eenvoudig is het zelden. Op de tentoonstelling is een werk dat ingaat op de nootmuskaatperken van het eiland Banda. Ooit werd daar de lokale bevolking gedeporteerd door Jan Pieterzoon Coen. Op de schildering zijn de bomen geworteld in schedels. Dat is naar mijn smaak te makkelijk. De mensen die de perken later beheerden bleven Indonesiërs, al werkten ze dan samen met het Nederlandse gezag. Geschiedenis is gecompliceerd. Net als de natuur. Een dag na mijn bezoek aan On the nature of botanical gardens ga ik naar de Hortus in Leiden. Even geen bijgedachten, genieten van de schoonheid van bloemen in hun tropische kas en cirkels in het grind van hun Japanse tuin.