De wevervogel

29 maart 2021

‘Weet u wat dat is, een anak kolong, een soldatenkind? Welnu, ik hier, ik was er een.’ Zo begint de roman Het boek van de wevervogel van Yusuf Mangunwijaya uit 1981. In gedachten schuif ik mijn stoel dichterbij, van deze verteller wil ik meer horen. Ik word niet teleurgesteld. Teto, de anak kolong, is de zoon van een Javaanse edelman, opgeleid aan de KMA, de Koninklijke Militaire Academie in Breda, en een Indo moeder uit Utrecht. Hij moet, netjes opgedoft, mee op bezoek naar het paleis in Solo, maar speelt veel liever buiten met de andere kinderen uit de tangsi, ofwel de KNIL kazerne waar zijn vader luitenant is. Teto is een slimme kwajongen, zoveel is na de eerste bladzijden wel duidelijk.

Historicus Joop de Jong zet me op het spoor van Het boek van de wevervogel. Ik vroeg hem naar Indonesische auteurs die net zo openhartig schrijven over de revolutie als Abuh Hanifah (zie eerder blog). Dat doet Yusuf Mangunwijaya, in een verhaal dat zich afspeelt tussen 1934 en 1978 en waarin het kwade ook goed in zich draagt en andersom. In een boeiend vraaggesprek in NRC in 1986 (zie hier) vertelt Mangunwijaya dat hij is geïnspireerd door de Mahabharat, een klassiek heldendicht dat de basis is voor vele wajangspelen. De roman heeft ook een ‘voorafschaduwing’, in feite een beknopte weergave van een mythisch verhaal. Daarin kiest prins Kakrasana de kant van de vijand. Net als Teto.

Direct na de Tweede Wereldoorlog meldt Teto zich bij het KNIL en komt zo tegenover zijn landgenoten te staan. Zijn jeugdvriendinnetje Atik wordt secretaresse van Sjahrir, premier van de nieuw uitgeroepen Republiek. Hun levens (en hun families) blijven met elkaar verweven, het is de rode draad in de roman. Het decor zijn de historische gebeurtenissen, inclusief de naoorlogse chaos. Daarover zegt KNIL-luitenant Teto: ‘Alleen de militaire discipline en de ergerlijke instructies van de opperste -Engelse- legerleiding weerhielden mij ervan als een gek terreur te beantwoorden met terreur en erger dan terreur.’

Teto is een overtuigd tegenstander van de nieuwe Republiek. Hij hekelt de leuze ‘merdeka’ ofwel ‘vrijheid’. ‘Wat voor vrijheid? Vrijheid onder de eigen Javaanse vorsten in plaats van onder het Gouvernement? Daar lag de fout in hun logica: ze dachten dat de staat hetzelfde was als het volk. Als de staat vrij was, dachten ze, zou automatisch ook het volk vrij zijn. Nonsens.’ Toch twijfelt hij ook. Als op het vliegveld Kemajoran voor het eerst drie vliegtuigen van de Republiek landen, noteert hij bij de aanblik van de piloten die uitstappen: ‘Op dat ogenblik voelde ik me aangegrepen door een vage spijt. Deze republikeinen waren kerels. Dit waren mensen die een toekomst openlegden. En ik? Ik was bezig te kreperen tussen mensen die niet mijn soort waren, mensen die hier waren gekomen als sightseers, ja, als plunderaars.’

De eerste vliegtuigen van de Republik Indonesia waren Japanse Zero's

Mooi is de scène waar Této een gesprek aanknoopt met een Nederlandse sergeant-majoor, een dienstplichtige uit Maastricht. Het wordt een felle discussie met de ‘Hollandse boerenlummel’, die weinig op heeft met deze oorlog en het niet meer heeft over Indië, maar over Indonesië. Teto verzucht ‘Ik voelde me verraden. Ik, die hier geboren was, nam het op voor zijn koninkrijk, en hij, hij gaf de zaak zonder meer verloren!’ Dan blijkt dat de sergeant-majoor met zijn verloofde naar Australië zal emigreren. Teto vraagt hem of hij, als KNIL-man een toekomst in Holland moet zoeken. De sergeant-majoor draait er een beetje omheen en zegt dan: ‘Ik denk dat je vaderland dáár is waar geen wreedheid heerst tussen de ene en de andere mens. Als de zeden en gewoonten van je volk wreed zijn, dan, denk ik, is het maar beter géén vaderland te hebben.’ Mangunwijaya is tot aan zijn dood in 1999 een criticaster van de macht in zijn eigen land geweest. Dit is er een mooi voorbeeld van, in bedekte termen, want de roman verschijnt ten tijde van het Soeharto-regime.

Wie een indruk wil hebben van de stijl van Mangunwijaya kan terecht bij het AD van 12 augustus 1995, zie hier. Lees zijn satirische dialoog waarin de jonge generatie zich afvraagt of er wel zoveel veranderd is sinds de Nederlandse tijd. Wat mij betreft moet de auteur op De nieuwe koloniale leeslijst. Die is net verschenen, maar wie weet, bij de herdruk. Alfred Birney raadde Mangunwijaya aan in zijn bespreking van Revolusi van David van Reybroeck. En eerder werd Het boek van de wevervogel een ‘moderne klassieker’ genoemd. Het boek komt in ieder geval in de kast van Hans te staan, voor straks in de serie. Want jawel, ook zijn grootvader, kolonel van Langen heeft een bijrolletje in deze roman.

  1. ben zeer benieuwd naar dit boek!

    A.Dj.

    29 maart 2021 16:57 Anna Djajasoebrata