Het enthousiasme is ongebreideld: ‘Wat een arbeidsgebied voor onze Hollandsche jongens op dit kleine stukje grond in onze Koloniën!’ en: ‘Een van ons, met ietwat spontaan karakter, wilde na dien eenen dag in Indië al wel dadelijk naar het hoofdkantoor snellen om een betrekking voor zich te verzoeken.’ Aan het woord is Jur Haak, leraar wis- en natuurkunde aan het Amsterdamsch Lyceum. Hij begeleidt in 1925 de eerste ‘J.P.C.-reis’ naar Nederlands-Indië, gefinancierd door Henri Deterding, directeur van Koninklijke Shell. Het doel van de reis is jonge mensen te werven voor leidinggevende functies in de kolonie.
In 1926 verschijnt de bundel Indië en Jong-Nederland, Jur Haak krijgt er met zijn reisverslag twee hoofdstukken in. Een andere auteur is de jonge ambtenaar Huib van Mook die vol ernst schrijft over het bestuurlijke werk in Indië. Het voorwoord is voor de minister van Koloniën, Jacob Koningsberger. Die laat noteren: ‘Een boek over Indië dat zich vooral richt tot het opkomend geslacht in Nederland, is iets nieuws dat met vreugd moet worden begroet.’ Het is een tijd van ongebreidelde economische groei in de kolonie. De ‘Deterdingetjes’ bezoeken in Balikpapan de oliewinning, in Medan gaan ze naar de rubberplantages. Wat Jur Haak schrijft over de koelies daar, is vanuit een hedendaags perspectief stuitend: ‘De Inlander heeft geen behoeften; als hij maar een dakje boven zijn hoofd heeft en een mat om op te slapen, dan is hij al lang tevreden’.
Toch is er iets merkwaardigs met deze bundel. Bijna alle stukken ademen een sfeer van vernieuwing, van een streven naar zelfstandigheid voor de kolonie. Samensteller Christiaan Gunning, in het dagelijks leven rector van het Amsterdamsch Lyceum, windt er geen doekjes om. ‘Geweldig van aard en omvang zijn vooral in het Oosten de gebeurtenissen die in deze schokkende tijden een nieuw tijdperk inluiden. Ook in Indië licht een nieuwe dag. Ziet, de politieke band met Indië zal in de toekomst losser worden. Het tempo dezer evolutie zullen wij slechts voor een zeer gering gedeelte kunnen aangeven.’ Let wel, het is 1926. Toekomstige zelfstandigheid wordt in de bundel onderstreept door consequent over Indië of zelfs Indonesië te schrijven. ‘Nederlands-Indië’ heeft afgedaan.
Het laatste woord is aan een Indonesische schrijver, Noto Soeroto. Hij woont in Den Haag, is getrouwd met een Nederlandse vrouw, en zijn standpunt is helder: ‘Wat in Indonesië plaats vindt, is de bewustwording van een volk, van een groep volkeren zoo ge wilt, dat in zich bergt de mogelijkheden van een roemvol eigen volksbestaan, dat tenslotte het recht bezit om te eischen zijn eigen belangen te mogen behartigen en bevorderen.’ Soeroto wordt door landgenoten vaak verweten dat hij te pro-Nederlands is. Hij ziet vooral twee kanten van de medaille. In zijn eigen woorden: ‘Zegen en ramp! Zie daar de Januskop van het leiderschap der Westerlingen over de volken der aarde.’
Na het lezen van Indië en Jong-Nederland vraag ik mij af, niet voor de eerste keer, hoe het toch kan dat verzelfstandiging en uiteindelijk onafhankelijkheid voor de kolonie zoveel weerstand heeft opgeroepen. Op het optimisme in de jaren twintig over een toekomst vol vernieuwing, volgt in de jaren dertig een sterke tegenreactie. Symbool is gouverneur-generaal De Jonge die zegt dat Nederland nog wel 300 jaar in de archipel zal blijven (zie hier voor eerder blog). Misschien komt die wens voort uit angst voor het omgekeerde. Een voorhoede van vaak jonge Indonesiërs toont in de jaren twintig aan minstens zo slim en bekwaam te zijn als Nederlanders. Ze hebben echt geen 300 jaar meer nodig.
Nee hoor, het is echt zonder h. Jonkheer Mr. B.C. de Jonge.
De Jonghe.....volgens mij, groet, Joost.
jazeker : een interessant artikel! trouwens - alweer een naam die mij bekend voorkomt: Gunning..destijds maakte Lydia Gunning (50 er jaren vorig eeuw) deel uit van het bestuur vd AVSV (A'damse vrouwelijke studenten-vereniging)..dat is zeer wrschl een dochter van de Gunning uit het artikel..ook zij had 'Indisch' bloed - Lydia was een progressief en ernstig student.
Interessant om te lezen dit artikel en brengt me op de volgende gedachten Nederland was een van de landen in de wereld die indertijd een groot koloniaal rijk met als grootste kolonie Nederlandsch Indie! Ook Engeland, Frankrijk, België, Spanje en Portugal hadden een groot koloniaal rijk. Laatst las ik dat ook Rusland en haar opvolger de USSR koloniën had. Geen landen overzee, maar buurlanden. Veel van deze landen hebben zich losgemaakt, maar de huidige heerser Poetin c.s. Probeert het oude rijk weer te herstellen. Niets nieuws onder de zon. Wij: de Nederlanders, de Engelsen, de Fransen etc hebben ook niet zonder slag of stoot hun koloniale rijk opgegeven. Oekraine rijk aan zeldzame aardmetalen wil Rusland niet kwijt en een toegang tot de Zwarte zee is van vitaal belang voor Rusland. De geschiedenis herhaalt zich maar wel telkens iets anders.
Wat ook een grote rol speelt is de gekwetste trots van Rusland. Veel landen in Oost Europa hebben voor het Westen gekozen: voor de NAVO en de EU. Dat leidt tot gevoelens van revanchisme bij Rusland. In wezen vind nu een proxy oorlog plaats in de Oekraine tussen de NAVO en Rusland. Een bijzonder gevaarlijke situatie die makkelijk kan escaleren. Hopelijk komt t er een wapenstilstand en onderhandelingen tussen Oekraïne en Rusland. Erg interessant je artikel. Fons,