Leven in Nederlandsch-Indië

31 mei 2021

De scherpe pen van auteur Bas Veth roept voortdurend beelden op. Ik lees: ‘Wee hem, die niet in den smaak valt van het patser-dom, dat de toon aangeeft in de Indische samenleving’ en zie een ronde tafel voor me, in ‘de soos’, en met witte mannen in slecht zittende witte pakken. Een cliché, maar daar moet Veth het ook van hebben. Zijn boek, Het leven in Nederlandsch-Indië, verschijnt in 1900 en is een bestseller. Veth is in één klap beroemd en berucht.

Het is verleidelijk meer zinnen te citeren, maar wie wil kan het boek hier zelf lezen. Hans Vervoort heeft op zijn website een uitgebreid stuk over het leven van Bas Veth en zijn boek, zie hier. Vervoort laat niet na te wijzen op het onverholen racisme van Veth. Dat maakt het lezen ongemakkelijk. Ik moet vaak lachen om zijn rake observaties van het leven van de Europese gemeenschap in de kolonie, maar wordt bijna onpasselijk als ik lees over Indonesische vrouwen die zonder gêne als apen worden neergezet. Veth beweert dat hij geen superioriteit kent, maar is er van overtuigd dat vermenging van rassen louter ellende brengt. In hoeverre is die houding gemeengoed in zijn tijd?

 

Het leven in Nederlandsch-Indië verschijnt op een moment dat de belangstelling voor de kolonie toeneemt. Het bedrijfsleven zoekt nieuwe werknemers, de overheid zoekt ambtenaren voor een uitdijend bestuursapparaat. Samen richten zij in 1910 het Koloniaal Instituut op. Het moet een prestigieuze instelling worden, met een imposant gebouw. Dat is pas zestien jaar later klaar, maar het staat er nog steeds, in Amsterdam. Natuurlijk heet het in 2021 anders, het is nu het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Het museum heeft mooie tentoonstellingen, aanbevolen.

Het Koloniaal Instituut organiseert vanaf het begin lezingen, het financiert films over de kolonie, het geeft boeken en brochures uit die aan nieuwelingen uitleg geven over het leven in de kolonie. Die zijn het tegendeel van het zwarte sarcasme van Bas Veth. Dat is te verwachten, maar zijn ze racistisch? Wat zegt een boek als Omgang met inlanders over de Indonesiërs? Het is een uitgave van het Koloniaal Instituut en verschijnt in 1914. Het werk beleeft diverse, ongewijzigde, herdrukken de laatste is van 1928.

Ik krijg bij het lezen van Omgang met inlanders net zo’n dubbel gevoel als bij Bas Veth. In de inleiding wordt het opkomend nationalisme in Indonesië genoemd, er is erkenning voor de kennis en kunde in Azië: ‘…de Hindoe-Javanen en de Maleiers kwamen wel zonder onze zeekaarten naar China en Madagascar.’ Conclusie van de inleiding: ‘Nederlander en bewoner van Insulinde zullen elkander hoe langer hoe meer hebben te beschouwen als medewerkers aan dezelfde taak.’ Mooi, denk je als hedendaagse lezer, het gaat vooruit. Maar dat is al te voorbarig gedacht. De Nederlander blijft de leiding houden: ‘het begrip van de afscheiding tussen overheerscher en overheerschte vervaagd meer en meer en maakt plaats voor het bewustzijn van de verhouding van voogd tot pupil.’ Het woord ‘medewerkers’ uit de conclusie krijgt zo toch een aparte invulling.

'medewerkers' van de Raad van Justitie in Padang in 1919

Er is in 1914 geen sprake meer van rauw racisme, maar wel van een alles doordrenkend paternalisme. Het beeld dat Omgang met inlanders oproept aan het begin van hoofdstuk 1 is tekenend. Daar vaart het stoomschip de straat Soenda in, vanaf de reling zien de passagiers kleine bootjes, lokale vissers op weg naar huis. ‘Een Nederlander kan dan de vraag verontrusten, hoe hij ooit met deze in zijn oog zoo primitieve menschen, die daar in een uit een boomstam gehouwen vaartuigje rondzwalken op goeden voet van verstandhouding zal geraken. Want hij ontkomt niet aan den indruk, dat er een klove gaapt tusschen het materieele kultuurbezit van die inboorlingen in hun boomstam en dat van hem, de Europeaan, die in zijn stalen zeekasteel komt gevaren over de oceanen.’

Van begin tot eind is Omgang met Inlanders gebaseerd op een visie die ik maar moeilijk kan vatten. Het doet me denken aan Animal Farm van George Orwell: ‘alle dieren zijn gelijk, maar sommige dieren zijn meer gelijk dan andere’. Nederlanders en Indonesiërs zijn elkaars gelijke, maar het is altijd de Indonesiër die dient te leren van de Nederlander. Die heeft dan als plicht zich te verdiepen in de lokale culturen, maar het doel daarvan is ‘een goed bestuur over de inlanders’ te realiseren. Niet ‘met’, maar ‘over’. Ook in 1928, bij de vijfde druk van Omgang met inlanders, is er nog geen spoor van twijfel aan het koloniale systeem. En het ‘patserdom’ van Bas Veth is vast nog niet verdwenen.

  1. Discriminatie was ingebakken in de koloniale maatschappij : het begon al bij de juridische en door willekeur gekende indeling van de bevolking in: Europeanen, Inlanders en ander oosterlingen. Evengoed werden Japanners ingedeeld bij de Europeanen.

    Maar er was meer sprake van Oost-Indische blindheid. neem nou het bordje "Verboden voor Honden en Inlanders". Geen koloniaal kan zich het bestaan herinneren en dan komt men met het argument dat er geen foto's van bestaan, dus het bestaat niet.
    Alleen inlanders kunnen dit bord herinneren, zie het boek "Verboden voor Honden en inlanders" Indonesiers vertellen over hun leven in de koloniale tijd door H.C. Beynon (1995)

    2 juni 2021 08:49 Peter van den Broek
  2. Gerda, ik denk dat bovenal de verhouding tussen Nederlander en Inlander gebaseerd was op macht, eigenlijk militaire macht. Dat verklaart denk ik ook dat toen de Nederlandse militaire macht eenmaal ruw en openlijk van zijn voetstuk viel, die basis weg was en dus ook nooit meer terug kon komen.

    1 juni 2021 08:34 hector timmers
  3. je wordt - en dat na zowat een eeuw later!! - nog misselijk van die houding van Bas Veth. Maar mogelijk is mijn reactie ook veroorzaakt doordat ik die houding, hoewel 'dun' en 'transparant'..niet makkelijk te onderscheiden van 'niet eindigende welwillende voogdij/bescherming' zelf nog meen meegemaakt te hebben.

    31 mei 2021 11:44 Anna Djajasoebrata