wit wit wit

18 september 2019

Wat mij altijd weer opvalt op oude foto’s uit Nederlands-Indië is de stralende witheid van de kleding. Geen vlek, geen kreukje, smetteloos. Hoe krijgen mensen dat voor elkaar? Het antwoord moet te vinden zijn in de onbeperkte beschikbaarheid van personeel. De bedienden, zoals het in Indisch jargon heet. ‘Het eerste waarvoor gij thans te zorgen hebt, is een waschbaboe’, zo valt te lezen in de Maasbode, in een artikel over de eerste weken in de kolonie. De baboe, de kokki, de djongos, de kebon (ofwel de huishoudster, de kok, de huisbediende, de tuinman), zij zijn de vaste bestanddelen in het leven van een welgesteld gezin in Nederlands-Indië. Als de bedienden met het Islamitische Nieuwjaar een paar dagen naar hun eigen familie gaan, is het voor de huisvrouw een kortstondige ‘zenuwenoorlog’ en een ‘ontreddering’, zo schrijft het Bataviaasch Nieuwsblad.

De witte kleding springt van de pagina’s in Tropenecht, een boek uit 1994 dat ik bemachtig via het Springergenootschap (naar de in 2011 overleden schrijver F. Springer, die prachtige verhalen over de kolonie heeft geschreven). Het boek geeft een overzicht van de kleding die Europeanen in Indië dragen. Ik lees over de ‘jas toetoep’, de hooggesloten witte jas waar de meeste heren zich in hullen. Die is van gesteven katoen of linnen en eronder wordt alleen nog een ‘nethemd’ (een singlet) gedragen. Vaak trekt de man twee- tot driemaal per dag een schoon toetoepjasje aan.

Witte kleding wordt weinig door Indonesiërs gedragen, zo lees ik in het boek. Witte stof is duur, want het moet gebleekt worden. Bleken maakt de stof minder duurzaam, witte kleren zijn dus kwetsbaar. Tegelijk is elke vlek zichtbaar en moet de kleding vaak gewassen worden. Het is vooral weggelegd voor de rijkere bovenlaag die zich personeel kan veroorloven. Op een HBS klassenfoto uit 1916 dragen alle leerlingen wit. Zij zijn de toekomstige elite, dat is nu al duidelijk.

Kranten maken melding van het salaris van de bedienden. In de jaren twintig krijgt een wasbaboe zo’n 12,50 gulden per maand, de djongos kan tot 30 gulden verdienen. Het sociaal-democratische Voorwaarts noemt deze inkomens ‘een treurig lot’. Het kan erger. Eind jaren dertig kom ik bedragen tegen van 8 gulden per maand voor de wasbaboe - met dank aan de economische crisis van die jaren. Kranten geven ook raadgevingen: laat de was niet in de kali (de rivier) doen, want dat geeft een ‘onaangename reuk’. Bij films en foto’s ontbreekt de geur. Al die foto’s van vrouwen die de was doen in de Molenvliet in Batavia – ze vertellen niet hoe het daar rook.

  1. Toen ik in de jaren '80 en '90 door Indonesië reisde,
    verbaasde het me dat de schoolkinderen elke dag
    smetteloos lichte , witte jurkjes of overhemden
    droegen. Ik vroeg me af hoe ze dat voor elkaar kregen.
    Veel Indonesische families hebben een baboe-was en andere bedienden voor 30 € p.mnd.

    18 september 2019 15:26 Kees Verheul